De terugkeer van het maakbaarheidsdenken

Floor Rusman

Er wordt vaak gezegd dat het maakbaarheidsdenken verleden tijd is: een vergissing uit de idealistische jaren zeventig. Toch lijkt het soms op onverwachte momenten een comeback te maken. Het maakbaarheidsgeloof bij de nieuwe aanpak van de arbeidsparticipatie van gehandicapten is bijvoorbeeld adembenemend.

De Tweede Kamer debatteerde afgelopen week over de Participatiewet, die onder andere beslist over het lot van de arbeidsgehandicapten in Nederland. In de definitie van staatssecretaris Jetta Klijnsma zijn dit mensen met een Wajong-, WSW- of WGA-/WIA- uitkering. Een deel van deze gehandicapten werkt nu in sociale werkplaatsen, maar die moeten inkrimpen – ze mogen geen nieuwe gevallen meer aannemen. Gehandicapten moeten voortaan, als ze daartoe in staat zijn, een ‘normale’ baan vinden.

Hier komt het maakbaarheidsdenken in beeld. De overheid streeft een doel na – een ‘inclusieve arbeidsmarkt’ – en stelt voor het bereiken ervan targets: in 2026 moeten in het bedrijfsleven 100.000 extra banen zijn gecreëerd voor arbeidsgehandicapten, en nog eens 25.000 bij de overheid. Als dit proces in 2016 niet al goed op weg is, stelt het kabinet een quotum in. Elk bedrijf moet dan een bepaald percentage arbeidsgehandicapten in dienst hebben, en anders volgt er een boete: 5.000 euro per ontbrekende gehandicapte. De Quotumwet wordt voor de zomer behandeld in een apart Kamerdebat.

Op het quotum is door deskundigen – en ook door sommige Kamerleden – veel commentaar geleverd. Zo vallen er alleen arbeidsgehandicapten onder die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen. Dit gaat ten koste van de gehandicapten die wél het minimumloon kunnen verdienen, maar toch door hun beperking moeite hebben een baan te vinden.

Daarnaast bestaat de vrees dat bedrijven die niet aan het quotum voldoen, gehandicapten overnemen van bedrijven die er meer dan genoeg hebben. Op deze manier komen er geen extra gehandicapten aan het werk.

Het hardste kritiekpunt betrof de definitie van ‘arbeidsgehandicapt’. Werkgevers willen graag een ruimere definitie dan die van staatssecretaris Jetta Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, PvdA), zodat ook mensen met bijvoorbeeld dyslexie en autisme eronder vallen. Dit leidde bij critici van het quotum tot de vraag: hoe voorkom je dat bedrijven creatief naar hun eigen werknemers gaan kijken? Dat ze ‘gewone’ werknemers het stempel arbeidsgehandicapt proberen te geven om aan het quotum te voldoen? En nog een intrigerende vraag die niet werd gesteld: waar moeten die 125.000 banen vandaan komen? Denkt het kabinet dat er nieuw werk zal worden gecreëerd of gaan die arbeidsplaatsen ten koste van ‘gewone’ werknemers?

Hopelijk denken het kabinet en de Kamer in de aanloop naar het Quotumdebat goed na over alle kritiek op de wet. Maakbaarheidsdenken is niet per definitie slecht, maar de fixatie op een ideaal moet het overwegen van praktische problemen niet in de weg staan.


Dit artikel is verschenen in de nrc.next van maandag 24 februari 2014 op pagina 21

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *