Wettelijke kaders Cliëntenparticipatie

Geschreven door Anita Hütten (08-01-2015) 

  1. Inleiding

Met ingang van 1 januari 2008 moesten alle gemeenten in Nederland volgens de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), een vorm van cliëntenparticipatie organiseren. Van de 117 verantwoordelijke gemeenten of werkvoorzieningschappen, kozen de meeste gemeenten voor het instellen van een Wsw-raad (of Cliëntenraad Wsw). Het doel was om in die Wsw-raad ook daadwerkelijk Wsw-gerechtigde kandidaten of hun vertegenwoordigers plaats te laten nemen.  Zij die, op basis van hun ervaringsdeskundigheid en rechtstreeks contact met andere Wsw’ers, gemeenten van advies konden voorzien op beleidsniveau.  Uiteindelijk waren er eind 2009 96 Wsw-raden. [1]

Mede door de komst van de Participatiewet verandert er het een en ander voor cliëntenraden, ook voor Wsw-raden. Is een Wsw-raad nog nodig? Ik benoem de aandachtspunten van de Wet sociale werkvoorziening gecombineerd met de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Laten we beginnen bij het veel gehoorde woord participatie.

  

  1. Participatie

Participatie betekent volgens het woordenboek: ‘het hebben van aandeel in iets’ of ‘deelname’. Het doel van de participatiesamenleving is dat u als burger deelneemt aan de samenleving. ‘Deelname’, ‘een actieve bijdrage leveren’ en ‘meedoen’, het zijn allemaal woorden die gebruikt worden als we het hebben over participatie. Hieronder bespreek ik twee vormen van participatie waarbij het van belang is dat u als cliëntenraad uw gemeente wijst op het verschil tussen deze twee.

 

  1. Burgerparticipatie[2]

Als u als burger op vrijwillige basis het initiatief neemt om iets in de samenleving te doen noemen we dat burgerparticipatie.  Het idee is dat u als burger meedenkt en meedoet om iets te bereiken in uw wijk of woonplaats. Denk aan het onderhoud van speeltuinen, plantsoenen of andere gezamenlijke acties die de leefbaarheid in een wijk verhogen.

Wanneer u voor uw buurman een boodschap haalt, of een keer de was doet, zou dit ook onder het woord ‘burgerparticipatie’ kunnen vallen. Toch noemen we dat anders. Als u voor een bekende iets doet wat hun leefbaarheid verhoogt dan heet dat mantelzorg. Bij mantelzorg moet u denken aan de ‘mantel der liefde’ waarbij u vrijwillig voor een familielid of vriend zorgt. De overheid wil dat u steeds meer van deze zorg geeft, zodat dit minder gedaan hoeft te worden door professionals. Deze professionals kosten namelijk geld en dat geld is er niet voldoende.

Vanaf 2015 krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid over drie wetten:  Jeugdzorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Participatiewet. Eerst was de landelijke overheid voor al deze wetten verantwoordelijk, het was centraal geregeld in Den Haag. (Centraal betekent op één punt.) Om maatwerk te leveren en beter aan te sluiten bij wat de burger wil, heeft de regering ervoor gekozen om die drie wetten over te dragen aan de gemeenten. Niet centraal in Den Haag dus, maar lokaal in uw gemeente. Dit heet met een ander woord: decentraal. Omdat het over 3 wetten gaat heeft iedereen het over de 3 decentralisaties of 3D’s.

In het kader van die decentralisaties  gaan gemeenten gesprekken voeren met hun burgers. De zogeheten keukentafelgesprekken. Zij gaan bijvoorbeeld met u overleggen wat er nog wél en wat er niet meer door professionals gedaan kan worden als u zorg of ondersteuning nodig hebt. Mocht u bijvoorbeeld zorg nodig hebben via de Wmo 2015, zoals een aanpassing in uw huis of een hulp in de huishouding, dan valt u onder de categorie: cliënt, of klant van de gemeente. Dat brengt ons op de volgende vorm van participatie:

 

  1. Cliëntenparticipatie

Als u als burger gebruik maakt van een wettelijke voorziening, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) of de Participatiewet, dan bent u zoals gezegd cliënt. Cliënt van de overheid, en vanaf 2015 cliënt van de gemeente. De overheid zegt dat gemeenten moeten doen aan cliëntenparticipatie. Gemeenten zijn wettelijk verplicht te regelen dat u als cliënt mee kunt praten over het beleid dat zij voeren over de wettelijke voorziening waar u onder valt.

 

 

  1. Cliëntenparticipatie wettelijke kaders

 

Vanaf 2015 zijn er voor een gemeente drie wettelijke vormen van cliëntenparticipatie:  de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Wet sociale werkvoorziening en de Participatiewet. Een gemeente moet in een verordening vastleggen hoe zij omgaan met deze wettelijk vastgestelde cliëntenparticipatie. Hieronder de artikelen zoals zij in de betreffende wetten staan:

 

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 [3]

Artikel 2.1.3 lid 3

[De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast]

In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij:

  1. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen;
  2. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
  3. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
  4. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
  5. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
  6. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

 

 

Participatiewet [4]

Artikel 47 Cliëntenparticipatie

De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop deze personen of hun vertegenwoordigers:

  1. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
  2. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
  3. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
  4. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
  5. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

 

 

Wet sociale werkvoorziening[5] / Hoofdstuk 2 – De gemeentelijke sociale werkvoorziening

Artikel 2 lid 3

De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de ingezetenen die geïndiceerd zijn of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:

  1. periodiek overleg wordt gevoerd met deze ingezetenen of hun vertegenwoordigers;
  2. deze ingezetenen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
  3. zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

 

De vraag is nu hoe uw gemeenteraad omgaat me deze drie vormen van wettelijke cliëntenparticipatie. Elke gemeente mag zelf bepalen hoe zij dat doen, als het maar voldoet aan bovenstaande wettelijk kaders én als zij de regels daarover maar vast leggen in een verordening.

Voor u kan dat betekenen dat u als Wsw-raad samengaat met een Wmo-raad of dat er een samenvoeging is met de oude Wwb-raad (Wet werk en bijstand)in een Participatieraad. Ook kan een gemeente ervoor kiezen om één heel brede raad in het leven te roepen waarbij zij ook andere burgers in deze raad plaats laten nemen. Denk dan aan een armoedeplatform, gehandicaptenplatform, vluchtelingenwerk enzovoorts.

Het kan zelfs zijn dat uw gemeente denkt dat, wanneer zij de mogelijkheid biedt tot burgerparticipatie, zij voldoen aan de opdracht burgers te betrekken bij het beleid. Het mag duidelijk zijn dat dit wettelijk gezien niet mag. Een gemeente moet ook cliënten raadplegen en betrekken bij de uitvoering van de eerder genoemde wetten. Belangrijk daarbij is dat u uw taak, ongeacht in wat voor soort cliëntenraad u zit of komt te zitten, ook onafhankelijk uit kunt voeren en dat dit vaststaat in een verordening cliëntenparticipatie.

 

Tip: Deze onafhankelijkheid kunt u waarborgen door bijvoorbeeld te zorgen voor een onafhankelijk voorzitter en dat u voldoende budget hebt voor scholing. Maar ook dat u uw informatie uit eerste hand krijgt en direct contact kunt leggen met de mensen die voor u belangrijke informatie hebben zoals: uw achterban, beleidsmedewerkers of wethouders, een gemeenteraad of vakbond. Op die manier kunt u uw agenda ook echt zelf samenstellen zoals bedoeld in eerder genoemden wetsartikelen.

 

 

[1] http://www.cedris.nl/Document/wsw-clientparticipatie-web1.pdf (5-12-2014_

[2] http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/burgerschap/burgerparticipatie (11-11-2014)

[3] http://wetten.overheid.nl/BWBR0035362/geldigheidsdatum_11-11-2014 (11-11-2014)

[4] http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/volledig/geldigheidsdatum_01-01-2015#Opschrift (11-11-2014)

[5] http://wetten.overheid.nl/BWBR0008903/geldigheidsdatum_11-11-2014 (11-11-2014)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *